Faith musings in an exciting world

Lucht en ledig

08/06/2019 11:28

Pred. 2; Lc. 12:13-21]

 

Vrede zij met u allen, die één bent in Christus. Amen.

 

 

U kent waarschijnlijk ook zo iemand: een buur, een collega, een familielid, iemand die het misschien wel goed meent, maar ze zien alles en iedereen om hen heen nogal zwart.

Ze hebben niet noodzakelijk overal kritiek op, maar ze zien het leven niet bepaald door een roze bril. Ze zijn vooral negatief ingesteld, pessimistisch, melancholisch of fatalistisch zelfs. Soms hebben ze uiteraard overmaat van gelijk, het leven is niet één groot feest, maar je zou toch graag willen dat ze de dingen een beetje positiever zagen.

 

Prediker, onze hoofdtekst vanmorgen, lijkt op zo iemand.

 

 

Het is niet vanzelfsprekend dat we het boek Prediker in de Bijbel terugvinden.

 

Joodse geleerden waren het niet helemaal over eens of het daar een plaatsje verdiende, want de tekst bevat niet de gekende thema’s die men van een heilig boek in het Oude Testament zou verwachten, namelijk God die in de geschiedenis tussenkomt en zijn volk verlost, een volk dat weerspannig blijkt en telkens weer tot de orde moet worden geroepen.

 

Dat vinden we in Kohelet, zo heet Prediker in het Hebreeuws, dus niet terug.

 

Prediker -net zoals de meeste teksten in de joodse wijsheidsliteratuur overigens- gaat niet over parate kennis, maar over hoe men in het leven staat en hoe men tegen het leven en de dood aankijkt.

 

In de Hebreeuwse Bijbel klasseert men het bij de Geschriften, het derde deel na de Wet en de Profeten, meer bepaald bij de feestrollen, zoals ook bijvoorbeeld Spreuken, de Psalmen en Job -nog zo’n ‘optimistisch’ boek.

 

Prediker wordt gelezen tijdens Soekot of het Loofhuttenfeest, wanneer joden gevraagd wordt om te herdenken dat hun voorouders 40 jaar lang door de woestijn trokken en dat daar, in die barre plaats, God hen zijn tafelen van de Wet heeft gegeven.

 

 

Prediker heeft de reputatie pessimistisch en belerend te zijn.

 

Dat klopt niet helemaal, maar het is wel zo dat het overkoepelende thema van Prediker, de rode draad zeg maar, nogal ‘zwaarbeladen’ is: lucht en leegte, ijdelheid der ijdelheden.

Hier betekent ‘ijdel’ niet ‘verwaand’, maar ‘leeg, vergankelijk’.

 

Het Loofhuttenfeest, Soekot, daarentegen is een vrolijk feest, een pelgrimsfeest en een oogstfeest.

 

Waarom leest men dan zo’n tekst als Prediker?

Wat wil men daar mee zeggen?

Dat feesten mag, maar niet te veel?

Dat moet toch een beetje een domper zijn voor de feestvierders.

Of begrijpt men dat het niet fatalistisch bedoeld is, maar dat het gaat om het zoeken van een evenwicht: de mens wikt en God beschikt.

 

Prediker gaat uiteindelijk niet over bevredigende, kant-en-klare antwoorden, maar over pertinente vragen.

 

 

Leggen we onze Evangelietekst van vandaag ernaast, dan horen we Jezus zeggen:

 

“Dwaas… en wat u gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn? (HSV)/ Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen? (NBV)” (Lc. 12:20b).

 

Dat voelt heel oneerlijk, want je kan het iemand toch zeker niet kwalijk nemen dat ze hard werken voor de kost en daar dan ten volle van willen genieten. Er bestond in die tijd nu eenmaal geen pensioenstelsel of ziekteverzekering voor de oude dag. Was je rijk, dan moest je zorgen dat je rijk bleef. Was je arm, dan hoopte je dat je kinderen en kleinkinderen je konden onderhouden.

 

Dan lijkt Jezus’ antwoord wel heel kort door de bocht, gemeen zelfs.

 

Maar hij reageert hier op het verzoek om in een erfeniskwestie tussen te komen.

Jezus is echter niet gekomen om over financiële geschillen te oordelen of in familieruzies te bemiddelen, hij is gekomen om het Evangelie te verkondigen.
 

Jezus dringt er hier dus op aan om bij de kwestie te blijven: wat zijn jouw prioriteiten? Wat bepaalt jou als mens? Hoe verhoud je je met de mensen en dingen om je heen?

 

 

Prediker doet dat ook.

 

Het oecumenisch leesrooster had voor vandaag enkel hoofdstuk 2 verzen 1 tot en met 11 aangeduid, maar we hebben het hele hoofdstuk 2 gelezen, net om dat advies over evenwicht te horen.

 

 

Onze hoofdrolspeler in Prediker, koning Salomo misschien, lijkt immers te beseffen dat het nooit genoeg zal zijn, dat de mens altijd meer wil en dat de mens zich daar blind op staart.

 

Ambitie wordt dan tomeloze, ongebreidelde ambitie, meedogenloze ambitie; verlangen wordt dan afgunst en vraatzucht; passie wordt obsessie.

Je werkt op den duur zelfs niet meer voor je eigen voordeel, maar het zijn dan anderen die ervan gaan profiteren.

Het menselijke streven betekent dan nog slechts rusteloosheid, onbehagen en vooral teleurstelling.

 

Het wezen van de mens verschuift dan van ‘zijn’ naar ‘hebben’ of ‘vergaren’.

Het wordt al heel gauw een ego-tripje en in de meeste gevallen heeft men na een tijdje geen oog meer voor de ander, maar ook niet voor zichzelf.

 

Materiële zaken en status gaan dan het hele leven bepalen. Men geraakt gevangen in een vicieuze cirkel, waarbij het menselijke leven wordt opgebruikt door dingen en situaties die niet langer leven-gevend zijn. 

 

 

En het leven is ons gegeven, maar het behoort ons niet toe.

Dat is net het beangstigende, maar ook het spannende aan onze menselijke situatie.

 

Dat doet ongetwijfeld de meeste mensen steigeren en dat is heel begrijpelijk, heel menselijk, het zou raar zijn, moest het niet zo zijn.

En uiteraard maken we zelf beslissingen die ons aanbelangen, hebben we keuzes en verantwoordelijkheden. We zijn baas over eigen lijf en lot. Het is tenslotte óns leven.

 

Maar hét leven, de essentie van bestaan, en het niet-meer-leven, de dood die daarbij hoort, die zijn ons geschonken door de Bron van alle bestaan, de grote IK BEN.

 

Daarom dat we niet bang moeten zijn om te leven en te sterven, God heeft het in handen, Vaderhanden.

 

Genieten wordt dan echt genieten, want het maakt deel uit van het grotere geheel.

Het grote geschenk heeft een plaats en een bedoeling.

 

Alles is vluchtig en ledig, alles is vergankelijk, maar de essentie blijft, ook nadat het leven in deze specifieke tijdsspanne en deze begrensde locatie in een andere vorm is overgegaan.

 

Willen we als mensen onze rechtmatige plaats als mens in de schepping opnemen, dan moet dat in alle nederigheid gebeuren, want elk wezen vergaat uiteindelijk tot stof, elk wezen blaast een laatste adem uit.

 

Prediker is in dat opzicht een heel egalitair boek.

 

 

Is alles dan nutteloos? Heeft er dan nog iets zin?

Neen en ja.

 

Prediker moedigt op verscheidene plaatsen in de tekst aan om te genieten van wat het leven te bieden heeft.

 

De Herziene Statenvertaling zegt het zo:

 

“Is het dan niet goed voor de mens dat hij eet en drinkt en zichzelf in zijn zwoegen het goede laat genieten?” (2:24).

 

En in de Nieuwe Bijbelvertaling lezen we:

 

“Het is daarom nog maar het beste voor een mens dat hij zich aan eten en drinken te goed doet en volop geniet van alles wat hij moeizaam heeft verworven.” (2:24).

 

Beide vertalingen komen daarop tot eenzelfde besluit: het ligt alles in Gods handen, Vaderhanden.

 

Het gaat om je ingesteldheid, je levenshouding.

 

Het is menselijk om zich zorgen te maken, maar dan zijn er twee bijkomende vragen:

1) Maken we ons zorgen om de juiste dingen?

2) Lossen we door ons zorgen te maken de zaken op?

 

Uiteindelijk voegt het vergaren van rijkdom, het zwoegen, het verlangen dat nooit wordt bevredigd, geen minuut toe aan ons aardse bestaan.

 

“En wat bent u bezorgd over de kleding? Kijk naar de lelies in het veld, hoe ze groeien; ze werken niet en spinnen niet; en Ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet gekleed ging als één van deze.” (Mt. 6:28-29, HSV).

 

 

Alles is vergankelijk, dat is nu eenmaal zo.

 

Dit betekent niet dat we bij de pakken mogen gaan neerzitten, ook fatalisme is ijdel, lucht en leegte.

En evenzeer mag men niet vervallen in een soort schijn-pluk-de-dag mentaliteit, waarbij men de essentie van de dingen vergeet en de minder fraaie kanten van het leven gaat negeren of verbloemen.

 

 

IJdelheid der ijdelheden.

 

Is er dan nog iets in ons bestaan dat het bestaansrecht geeft?

 

Als het erop aankomt, dan kunnen we op God vertrouwen. God is en blijft de enige constante in ons leven en daarna.

En ook al lezen we in Prediker dat alles “lucht en najagen van de wind is”, toch is God steevast aanwezig, steeds betrokken.

 

Voor Prediker is God altijd daar, zelfs voorbij de leegte.

 

 

Tot slot nog het gedicht “Brief aan Prediker” door Janneke Troost (2015):

 

Geachte Prediker,

Ik zit nu een tijdje
in uw boek te lezen,
hierin staat hoe u
aankijkt tegen het leven.

In het begin werd ik er
bijna depressief van,
niets was er goed en
dat de mens niets kan.

Vroeg mij wel af waarom
dit in de Bijbel moest staan,
door verder te lezen zijn
mijn ogen nu opengegaan.

Je kunt veel rijkdom op
aarde hebben gekregen,
maar wat weegt dat op
tegen het eeuwige leven.

Al heb ik rijkdom of ben
ik zo arm als een luis,
mijn oog is gericht op
God in het Vaderhuis.

Prediker bedankt voor
deze mooie brief,
ik krijg het boek Prediker
steeds meer lief.

Met vriendelijke groet,
een mensenkind

(https://www.1001gedichten.nl/gedichten/102458/brief_aan_prediker/)

 

 

Barmhartigheid zij u, vrede en liefde, in overvloed. Amen.