Faith musings in an exciting world

"Dat hebt u goed gezegd."

07/29/2018 14:21

[Ef. 3:14-21; Mk. 7:24-30]

 

Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer. Amen.

 

 

Christus komt in ons hart wonen.

 

Wat een gek idee: wonen dat doe je in een huis, een appartement, een iglo, een jurt, enzovoort...maar in een andere mens, in het hart van iemand?

 

Wij mogen ons wortelen in liefde.

 

Wat een rare gedachte: wortel schieten in een gevoel, een emotie. In grond ja, in de aarde, maar in een ongrijpbare emotie?

 

Hoe gebeurt dit dan?

Door geloof.

 

Rare concepten en een al even uitdagend antwoord.

 

 

Een uitdaging die we zeker terugvinden in onze Evangelielezing vanmorgen: een schreeuwende dame, een radeloze moeder, werpt zich letterlijk aan Jezus voeten, want ze heeft over hem gehoord en dat is voor haar voldoende om zijn hulp in te roepen.

Jezus is nog maar net in de streek aangekomen, hij heeft nog niet eens de tijd gehad om zijn nieuwe woonst in te richten, en daar staat ze al.

 

Ze had van Jezus gehoord, ze had hem nog nooit gezien, maar in haar radeloosheid, zet ze alle religieuze en sociale conventies opzij en gaat recht op hem af; niets of niemand, zelfs deze rabbijn uit Galilea zelf, zal haar tegenhouden.

Haar liefde voor haar kind drijft haar voorbij de regels, voorbij de schaamte, voorbij de mogelijke twijfels die ze misschien over deze man heeft.


We weten dat ze een Syro-Fenicische vrouw was, een afstammelinge van dat beroemde zeevaardersvolk, uit de regio van Tyrus, een streek in het huidige Zuid-Libanon. Ze was een heidense, een erfgename van een volk van wie God eigenlijk gezegd had dat ze moesten uitgeroeid worden (Deut. 20:17); dat is dus blijkbaar niet gebeurd en maar goed ook.

We weten dat haar dochter erg leed, aan wat precies weten we niet, alleen dat de moeder het als bezetenheid bestempelde, waarschijnlijk omdat haar omgeving dat ook deed.

 

 

Vorige zomer hebben we deze vrouw ook al eens in ons leesrooster ontmoet, in Mattheüs hoofdstuk 15.

 

Toen lazen we hoe Jezus twijfelt, hoe hij tracht haar af te wimpelen door haar en haar volk met honden, met onreine beesten, te vergelijken.

 

Ze laat het langs zich heengaan en komt met haar nu gekende en recht-voor-de-raap antwoord: ook zij die aan de rand leven, die door omstandigheden letterlijk op de grond liggen, ook zij hebben honger, ook zij verlangen om gehoord te worden. Wat er ook gebeurt, de honden blijven onder de tafel liggen totdat ze gevoed zijn. 

Na de dienst vorige zomer, merkte een dame op dat ze meende dat de vrouw Jezus had uitgedaagd: de ontmoeting tussen beiden is een spel van woorden, van woord-antwoord-weerwoord.

 

“Dat hebt u goed gezegd.”, antwoordt Jezus.

‘Wat je daar zegt is volledig juist, is volledig waar, je hebt me overtuigd en daarom zal je dochter terug gezond zijn.’

“Om dit woord…”, staat er in de NBG51.

‘Om dit woord, verklaar ik je dochter genezen.’

 

Had de vrouw zich voorbereid? Misschien dacht ze bij zichzelf: ‘Die rabbijn uit Galilea, dat is een slimme jongen, ik blijf maar beter bij de pinken.’

 

Jezus leert in ieder geval iets belangrijks: het is alsof hij zich voor het eerst ten volle bewust wordt van zijn taak, van zijn eigen roeping.

Ook deze Syro-Fenicische en haar dochter horen erbij.

Jezus getuigt niet langer van haar onreinheid, van haar niet-joods zijn, maar van haar scherpzinnigheid, van haar juiste inzichten.

 

Plots beseft Jezus blijkbaar dat het allemaal veel groter is dan dat hij had gedacht: allen, niet enkel de enkelen.

 

 

Doorheen zijn brief aan de Efeziërs benadrukt Paulus die verbondenheid tussen alle mensen in Christus:

 

Één lichaam,

Één Geest,

Één hoop,

Één Heer,

Één geloof,

Één doop,

Één God en Vader van allen.

 

Allen, niet enkel de enkelen.

Allen, dus ook wij hier vanmorgen in de Gentse Rabotkerk, weten ons daarin geworteld, gegrondvest, hier mogen wij wonen en groeien.

 

 

Hoe gebeurt dit dan?

 

Door het geloof, dat ene gezamenlijke geloof.

Dat gekke, kronkelende, soms grote, soms kleine geloof.

Het geloof dat bergen kan verzetten, of het geloof dat vaak zo nietig, zo ontastbaar lijkt.

 

“Groot is uw geloof.”, zegt Jezus in de versie van Mattheüs.

 

Geloof is niet enkel het intellectueel onderschrijven van bepaalde regels van een officiële verklaring, hoe belangrijk dat ook is. Ook Geloofsbelijdenissen kunnen niet alles omvatten.

Nadia Bolz-Weber, een Amerikaanse lutherse pastor, zei hierover:

“Geloof is een ploegsport, het is geen individuele competitie. … Wie gelooft elke

regel van de Geloofsbelijdenis? In een grote groep mensen is er voor elke regel

van de Geloofsbelijdenis wel iemand die het gelooft, dus je bent gedekt. Want het

is niet mijn Geloofsbelijdenis, het is de Geloofsbelijdenis van de Kerk.”

 

Geloof als uiting van gemeenschap, als gemeenschapsoefening, als wisselwerking; niet alleen voor de kinderen, de insiders zo u wil, ook voor iedereen aan de rand of zelfs daar voorbij.

 

 

Het oorspronkelijke Griekse woord voor geloof is pistis, ‘vertrouwen’.

Het vertrouwen dat hoe dan ook, God aanwezig is en blijft.

Het vertrouwen in de beloften van God.

Het vertrouwen dat we zijn wie God zegt dat we zijn.

 

In de twijfel, in de wanhoop, in de leegte en donkerte, vertrouwen dat God aanwezig is, dat God luistert, dat God ons nooit laat vallen. Ook de honden uit onze tekst worden gevoed, zelfs al liggen ze weggeduwd onder de tafel en tracht iedereen ze te negeren.

 

 

Geloof kan een controversieel onderwerp zijn. De meningen hierover lopen heel vaak uiteen: kerklieden, theologen, wijze vrouwen en mannen, ze zijn het niet altijd eens over wat geloof is, wat het inhoudt. Het is jammer genoeg vaak een delicate evenwichtsoefening.

Verschillende interpretaties leggen de ‘verantwoordelijkheid’ -als we het zo mogen noemen- vaak bij verschillende kanten.

Heeft iedereen een deel geloof, hoe klein ook? Wat is het precies? Hoe verkrijgen we meer geloof, of hoe verliezen we het?

Als het geloof een geschenk is, dan treft ongelovigen toch zeker geen schuld, want ze hebben het gewoon niet gekregen?

Interessant voer voor verdere discussie.

 

 

Geloof is de wijze waarop God op een heel persoonlijke en tegelijk ook gemeenschappelijke manier zekerheid biedt in de chaos die alles rondom lijkt op te slorpen.

Geloof maakt van elke situatie een uitdaging, eerder dan een nederlaag.

Geloof is het doorzettingsvermogen, daar waar hoop het enthousiasme is.

Geloof, rotsvast of piepklein, maakt niet alleen duidelijk dat God daar is, maar dat wij er ook mogen zijn, moeten zijn, voor God, voor die ander, voor onszelf.

Geloof is hoe God in ons woont en hoe wij ons als mensen in de goddelijkheid grondvesten.

 

 

Dus zijn ook wij geroepen om dit uit te dragen, zelfs naar hen toe waar we op het eerste zicht niets gemeenschappelijk mee hebben, net zoals in de ontmoeting van een joodse rabbijn en een heidense vrouw.

 

Misschien symboliseert deze vrouw, deze dame met een rotsvast geloof en radde tong, wel ons allen; het doet er niet toe wie we zijn, wat onze afkomst is of onze etniciteit; het maakt niet uit waar we vandaan komen, waar we wonen.

 

We hebben allen recht op menselijkheid. We hebben allen recht om gehoord te worden en te luisteren.

 

Dan volgt genezing.

 

 

Laten we ons geloof en dat van anderen ons uitdagen om met het Goede Nieuws de wereld in te trekken en daar ontmoetingen te hebben die levens veranderen?

Reiken we de hand aan wie onder de tafel ligt?

 

Reiken we de hand naar de vluchteling, de dakloze en de arme, de holebi, de anders- of niet-gelovige, de mindervalide; reiken we de hand naar de bankier, de politicus, de vervelende buur die ‘s zondag het gras maait, de collega die graag de eer opstrijkt, of zelfs de extreemrechtse neonazi…

 

Of eisen we dat ze dan toch eerst een Geloofsbelijdenis ondertekenen?

 

 

“Dat heeft u goed gezegd.”, beaamde Jezus.

 

Soms is een hele theologische uiteenzetting nodig, soms volstaat een simpel woordje van bemoediging.

 

Jezus debatteerde met de Syro-Fenicische vrouw en luisterde aandachtig naar wat ze te zeggen had, naar wat ze hem te leren had, hoe ze hem uitdaagde.

Het bleef niet bij een gesprek over wie wel en wie niet, over kinderen en huisdieren, echte genezing volgde.

De theorie werd een feit, een realiteit.

 

Deze liefde die alles en iedereen omarmt en voedt, deze inclusiviteit mag niet enkel een mooi begrip blijven, daarvoor zijn de gevolgen ervan te groots, te belangrijk.

 

Jezus luisterde en werd overtuigd, en dan volgde genezing.

Liefde, mededogen als een daad van herstel, als een voortdurende daad van schepping.

 

Tenslotte zijn we allen geworteld in diezelfde onmetelijke liefde! Dit is onze uitdaging!

Geworteld in een liefde dat alles overwint, door een geloof dat bergen verzet.

 

Weg chaos, weg dood, weg zonde.

Weg ook twijfel, weg schaamte dat ons weerhoudt om op Jezus toe te stappen en hem aan te spreken.

Weg de angst om deze liefde met anderen te delen, bang omdat we dan denken dat er niet genoeg liefde zal overschieten.

 

 

“Dat heeft u goed gezegd.”, zei Jezus.

 

 

 Amen.